Elektronica: ontwerpen - bouw - reparatie - historie
Over mij
Na mijn middelbare school heb ik van 1968 tot 1971 elektronica gestudeerd bij Rens & Rens te Hilversum en Utrecht en het diploma Elektronicamonteur-NERG gehaald. Gewerkt bij AEG-Telefunken te Amsterdam van 1970 t/m 1975 in de kleurentelevisie- en hoogfrequenttechniek. Daar het radiovak geleerd! Overgestapt naar de medische sector. Gewerkt in diverse ziekenhuizen op afdelingen Medische Elektronica. Als laatste bij het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam als 'Technicus Haemodialyse'. Daarna in 2000 het roer omgegooid naar het onderwijs als docent Nederlands (akte gehaald in 1985). Ca. 13 jaar gewerkt bij het Vmbo en later op de ISK-Hoofddorp. Ik ben getrouwd en heb 2 dochters. Op het moment ben ik met pensioen en geniet opnieuw van de elektronica uit de vijftig- en zestiger jaren in een hiervoor goed ingerichte werkplaats. Ik houd mij vooral bezig met zelfbouw. Vooral oude Amroh-bouwontwerpen hebben mijn belangstelling.
Rens & Rens
Zoals hierboven reeds gemeld, ben ik in 1967 bij de Hogere en Middelbare Technische school voor Elektronica Rens & Rens terecht gekomen.
Deze school was gehuisvest in een kapitale villa aan de Bergweg te Hilversum.
Villa Corvin, genoemd naar Otto von Corvin (een Duitse vrijheidsheld uit 1848).
Het gebouw is inmiddels gesloopt en heeft plaats gemaakt voor een woonwijkje. Er waren 2 studierichtingen, de 3-jarige opleiding tot Middelbaar Elektronicus en de 4½- jarige opleiding tot Hoger Elektronicus (waarvan het derde jaar een praktisch jaar was). De school was weliswaar particulier, maar door ver doorgevoerde efficiency (o.a. in eigen beheer uitgegeven lesmateriaal) bleef het schoolgeld relatief laag. Voor de opleiding tot Middelbaar Elektronicus had men minimaal MULO of LTS nodig, voor de opleiding tot Hoger Elektronicus was dat minimaal MULO-B (HAVO) of MTS, of (en daar was deze opleiding uniek in) een z.g. voorbereidend jaar. Dit voorbereidend jaar had dezelfde toelatingseisen als de opleiding tot Middelbaar Elektronicus. Indien dit jaar met goed resultaat werd afgesloten kon de leerling doorstromen naar de opleiding tot Hoger Elektronicus, of naar het tweede jaar Middelbaar Elektronicus. Verder onderscheidde Rens & Rens zich in het feit dat er geen vakken naast het technische vakkenpakket werd onderwezen, behalve technisch Engels. De school profileerde zich met de slogans 'Niet makkelijk om te doen, wél makkelijk om te hebben', en 'De enige met écht elektronica'. De nadruk lag zeer sterk op wiskundige en theoretische vakken. Behalve dagonderwijs bood Rens & Rens tot eind jaren 80 nog steeds de mogelijkheid om de lessen in de avond of schriftelijk te volgen. (bron: Wikipedia)
Villa Corvin
Dat de nadruk zo op de wiskunde werd gelegd heb ik wel geweten. Het niveau was in het begin zeker te hoog en ik kon het niet bolwerken. Overigens was ik daarin niet de enige. Van de 60 studenten die in het eerste jaar bij elkaar in één klas zaten, haalden maar weinig de eindstreep. Ik kon maar moeilijk begrijpen dat je alleen al voor bv. een monteurs-diploma zoveel kennis van de goniometrie en complexe rekenwijze moest bezitten en na twee jaar heb ik maar de overstap naar de avondschool in Utrecht gemaakt, zodat ik daarnaast kon werken. Ik wilde tenslotte mijn ouders niet verder belasten met het betalen van het studiegeld, want dat was niet misselijk. Veel later ben ik het allemaal veel beter gaan waarderen, en heb ik gezien bij raadpleging van mijn oude cursusmateriaal hoe goed en doordacht de opgaven uit de complete cursus zijn samengesteld. De samenstellers moeten wel zeer goede didactici zijn geweest, zeker in een tijd dat er nog geen pocketcalculators bestonden en ook (nog) niet waren toegestaan. In 2005 solliciteerde ik op een vacature voor een docent Nederlands bij de school, maar werd afgewezen om onduidelijke redenen. Veertien dagen na dat bericht vernam ik dat de school failliet was..... Misschien geluk, maar toch heel jammer, ik had er graag gewerkt. Oud-schoolgenoot Jaap Been schreef een sfeerverslag van enkele herinneringen aan zijn studententijd, waarvoor mijn dank.
AEG-Telefunken Amsterdam
Bij AEG-Telefunken solliciteerde ik in 1970 op een baan in de buitendienst voor serviceverlening aan televisietoestellen bij particulieren aan huis en bij bedrijven voor storingen die zich doorgaans in de garantieperiode voordeden. Uiteindelijk vond men toch dat ik de nodige ervaring miste en mocht ik beginnen als eindcontroleur van de radio- en televisiewerkplaats. AEG was een echt leerbedrijf. Mijn eerste jaar in de binnendienst gaf de aanzet dat ik al snel mijn diploma Elektronicamonteur (NERG) behaalde. Aan het werkplaatspersoneel, doorgaans jonge technici, werd ook alle medewerking verleend zich te scholen. De omgang met over het algemeen zeer moderne meetapparatuur was hierbij een belangrijke ondersteuning.
Uit handen van de heer Leeflang (wiskundedocent bij Rens & Rens) kreeg ik het MTS-speldje met het kleine kroontje overhandigd. Ik ben er nog steeds trots op en bewaar het in de werkplaats. Na een jaar werkplaats kwam ik in de zo begeerde buitendienst.
Een Opel Kadet stationcar met een koffer gereedschap en meetapparatuur plus een wekelijkse vracht werkbonnen met adressen en.... karren maar. Het betrof hoofdzakelijk service aan kleurentelevisies overal in het land. Je kan het zo gek niet prakkiseren of ik ben er wel geweest.
Ik heb dat 2 jaar gedaan en het was een periode waarin ik veel geld heb verdiend. Men moet weten dat de kleurentelevisie begin jaren '70 nog niet weid verbreid was en behoorlijk duur. Mensen die een 'Palcolour' kochten, waren doorgaans niet de armsten. Ik dacht vaak dat ik bij de rijkste mensen over de vloer kwam, want een fooitje van 100 gulden voor die 'arme jongen' was geen zeldzaamheid en dat alleen maar om even een beeldbuis te convergeren; een bezigheid die (voor de klant) met een soort van potsierlijk magische rituelen gepaard ging. Maar goed, na twee jaar was ik het eigenlijk zat; het was toch wel een hectische baan, kreeg ook iets teveel bekeuringen voor te hard rijden en er zat naar mijn idee toch onvoldoende in voor mijn ontwikkeling. Dus weer terug naar de werkplaats.
Afdeling-TI. meetplaats AEG-Telefunken Amsterdam 1974
Een jaar verder kwam ik via een interne vacature terecht in de TI-werkplaats (Telecom-municatie- en Informatietechniek). Dat is wel een bijzondere tijd geweest. Ik kwam daar in aanraking met hoogwaardige industriële technologie. Dat was van afregelen van portofoons, mobilofoons voor de Amsterdamse taxicentrale en Rotterdamse metro, service bij bedrijven voor personenzoekinstallaties en onderhoud van op afstand bediende hijskranen in de haven van Rotterdam. Eigenlijk teveel om op te noemen. Ik ben toen de Duitse degelijkheid van de Telefunkenproducten zeer gaan waarderen. Kortom, een baan met grote vrijheid en verantwoordelijkheid waarbij ik zelfstandig afspraken met bedrijven kon regelen.
Nog altijd vraag ik mij af waarom ik er eigenlijk ben weggegaan.
Medische sector
Er zijn drie ziekenhuizen waar ik als Medisch Elektronicus werkzaam ben geweest. Bij elkaar ongeveer 23 jaar. Ik maakte de overstap naar de gezondheidszorg omdat ik weer in Utrecht wilde gaan werken en dat op een afdeling Medische Elektronica leek mij niet verkeerd. Veel research, veel onderzoek en reparatie, maar vooral een grote vrijheid van werken. Ik heb tien jaar gewerkt in het Antonius Ziekenhuis in Utrecht en Nieuwegein. Daarna een 'tussenlanding' gemaakt in Leiden, waar het me minder beviel, maar via een mooi aanbod doorgegaan naar Rotterdam. Werkplek afd. Medische Elektronica Utrecht 1981
De werkzaamheden in Antoni-us waren van algemene aard w.o. pacemakertechnologie, hartbewaking en haemodialy-se. De pacemakers waren daarin uitzonderlijk aangezien hier nogal wat paramedische handelingen aan vastzaten. Zo assisteerden wij op de operatiekamer bij pacemakerimplantaties, verrichtten metingen bij deze patiënten op de polikliniek en draaiden wij om toerbeurt semafoondienst (bereikbaarheid) die in die tijd nog bestond. Dit laatste gold natuurlijk voor alle afdelingen in het ziekenhuis. Dat aan de werkzaamheden flink wat research vast zat, laat zich raden. Heel veel meetapparatuur werd in eigen beheer ontwikkeld, ook veelal op verzoek van medisch specialisten. Dat ging vaak over aanpassingen aan bestaande apparatuur, maar ook over de ontwikkeling van nieuwe meetsystemen die niet op de markt te koop waren. Zo herinner ik me de nodige research aan een systeem dat in een keer alle parameters van een pacemaker kon meten bij patiënten en een telemetriezender om ECG-signalen via de telefoon te kunnen versturen. Patiënten zouden dan niet meer naar het ziekenhuis behoeven te komen om hun pacemaker te laten controleren. Het was buitengewoon boeiend om van deze ontwikkelgroep, waarbinnen zeer geavanceerde technici werkzaam waren, deel uit te maken. Maar zoals vaak gebeurt, sloeg ook het succes hier een beetje door en werd er maar van alles ontwikkeld op een wijze waarbij er totaal niet meer op enig bepaald budget werd gelet; alles moest maar kunnen, hetgeen voortdurend tot conflicten leidde over wat de een zinvol vond en de ander niet. Het einde van het verhaal was dan ook al snel dat er meer gespecialiseerd en gedetacheerd ging worden bij de diverse technische diensten en instrumentmakerijen. Ik ben daarop steeds meer de richting van de 'dialysetechniek' ingegaan wat inhield een eigen werkplaatsinrichting op de behandelafdeling zelf en niet meer binnen een centrale instrumentele dienst. Kortom, veel vrijheid en veel bevoegdheden, waaronder de medezeggenschap over aanschaf van apparatuur. Uiteindelijk is dat allemaal zo gebleven totdat ik verhuisde naar het westen van het land en na 10 jaar het Antonius verruilde voor het LUMC in Leiden. Een zelfde functie waar ik zoveel vrijheid had dat ik met mijn werkzaamheden totaal niet meer opviel bij het management.
Een overstap naar de technische dienst betekende weer het keurslijf van een centrale werkplaats. In dat jaar begon ik heimwee te krijgen. Heimwee naar wat ik had in het Antonius Ziekenhuis. De 'redding' kwam van de Vereniging voor Dialyse Technici in Nederland (VDT). Een collega wist een vacature in Rotterdam bij het Erasmus Medisch Centrum (Het Dijkzigt Ziekenhuis) voor een elektronicus op de afdeling Haemodialyse.
De afd. Haemodialyse in het Erasmus Medisch Centrum was een natuurgetrouwe kopie van het Antonius in Utrecht (en later Nieuwegein). Dezelfde faciliteiten en over het algemeen dezelfde patiëntenapparatuur; het kon niet mooier.
Transit time flowmeter (Transonic)
De beginperiode was een gouden tijd. Ik werd onmiddellijk betrokken bij enkele belangrijke onderzoeksprojecten m.b.t. het fysiologisch transport van moleculen vanuit het bloed van de patiënt door het membraan van de kunstnier. Alle parameters die hiermee verband hielden, moesten leiden tot een mathematisch model dat zou voorspellen hoe snel diverse stoffen uit het bloed werden verwijderd.
Met de afdeling Natuurkunde van de universiteit die hoog boven het ziekenhuis uit torende, werd nauw samengewerkt. Ik heb mij daarbij beijverd met oplossingen naar een exacte wijze van bloedflowmetingen buiten het lichaam van nierpatiënten, hetgeen uiteindelijk resulteerde in een ultrasonische 'transit-time-flow-meting' die in tegenstelling tot Doppler-flowmetingen, uiterst nauwkeurig was. De evaluatie hiervan heb ik op een wetenschappelijk congres in Kampen in 1993 in de Stadsgehoorzaal tijdens een lezing mogen presenteren. In feite is dit in mijn technische carrière een absoluut hoogtepunt geweest en ik zal de diaserie daarvan op deze site nog publiceren.
Voortgezet Onderwijs
Vanaf ongeveer 1998 begon er toch wel het een en ander te veranderen. Op technisch gebied werd er aldoor minder geïnvesteerd in onderzoek en werd er ook vanuit het management van de instrumentele diensten beter gekeken waar de technici zich zoal mee bezig hielden, hetgeen inhield dat ten tijde van functioneringsgesprekken er alleen werd gesproken over die taken waarvoor de technicus feitelijk was aangenomen. Dat was dus onderhoud van apparatuur en serviceverlening in de kliniek en niet de research en technische ondersteuning bij bijv. promotieonderzoeken e.d. Verder nam het aantal onderhoudscontracten met bedrijven en leveranciers van apparatuur enorm toe, zodat die taken die tot het periodiek onderhoud werden gerekend drastisch afnamen. Diezelfde bedrijven verzorgden ook de instructie aan de gebruikers waardoor deze taken voor de instellingstechnicus ook steeds meer wegvielen. Ik kon dat merken doordat mijn aanstelling als docent-instructeur voor dialyseverpleegkundigen bij het Albeda College in Rotterdam werd opgeheven. Het einde van het liedje was dat een eerder in het vooruitzicht gestelde promotie werd aangehouden.
Min of meer gelijktijdig met dit alles ontstond het probleem, dat ik ook steeds meer hinder begon te ondervinden van mijn opleiding als docent Nederlands. In mijn inleiding meldde ik al dat ik in 1985 een volledige 2e graad bevoegdheid had gehaald bij de Hoge School Utrecht. Deze opleiding was ooit begonnen als een uit de hand gelopen hobby, uit belangstelling voor de Nederlandse taal en letterkunde. Deze onrust kwam niet alleen uit frustratie over mijn loopbaan in het ziekenhuis maar eigenlijk meer door het gevoel nooit iets met deze prachtige opleiding te hebben gedaan. Steeds vaker begon het mij uit m'n slaap te houden en om een einde te maken aan het 'zeurderige' stemmetje dat aldoor bleef roepen dat het roer nog om kon en het niet te laat was, nam ik het besluit te solliciteren bij het voortgezet onderwijs en daarmee kwam een einde aan de techniek.
Na een korte stage kon ik in dienst komen bij het toenmalige Solyvius College in Hoofddorp, een school voor VMBO, die later werd omgedoopt in het Hoofdvaart College. En zo stond ik op mijn vijftigste voor 17 lesuren voor de klas, om te beginnen, één salarisschaal hoger.
Wat ik nu na afloop hiervan moet zeggen is dat ik heel blij ben dat ik dat heb gedaan en heb ik, met alle ups en downs, toch met veel plezier op school gewerkt. Aan de andere kant zal ik iemand niet gauw adviseren om op z'n vijftigste nog bij het onderwijs te gaan werken. Maar goed, zoals ik al opmerkte: de verdiensten waren wel beter, maar ik heb nergens harder moeten werken dan bij het onderwijs. Deze 13 jaar waren, zeg maar gerust, tropenjaren. Natuurlijk is dat achteraf, want daarvóór had ik m'n buik vol van alles wat nog met elektronica te maken had. De uitkomst van een naar mijn gevoel volledig mislukte carrière in de gezondheidszorg had me zodanig gefrustreerd dat ik de meeste spullen die ik thuis had van zelfgebouwde apparaten tot meetapparatuur rigoureus naar de stort heb gebracht.
Weg ermee.... over en uit! Nu was ik leraar Nederlands en daarmee een andere weg ingeslagen. Het gekke is dat ik nog bij Rens & Rens solliciteerde toen daar om een docent Nederlands werd gevraagd. Maar dat ging niet door, ik werd niet aangenomen en de school ging failliet, helaas! Het enige wat je ervan kan denken, is dat het nog wel een knipoog was naar een technische werkomgeving. De laatste 3 jaar op de school werkte ik bij de ISK (Internationale Schakelklas om buitenlandse kinderen naar het regulier onderwijs te schakelen). Kinderen van over de hele wereld. Ter vervanging heb ik er ook rekenen en wiskunde staan geven, blij dat men was dat er binnen die onderwijsgroep iemand rondliep die daarvan iets meer wist (met alle respect) dan het rekenkundig gemiddelde onder de taaldocenten. Overigens vind ik dat kennis van rekenkundige termen voor ISK-leerlingen ook tot het Nederlands behoort. Gewoon 'ouderwets' rekenen dat had men het liefst, hetgeen perfect aansloot bij de erfenis van Rens & Rens, waar de wiskunde zo hoog in het vaandel stond dat je af en toe niet wist waar je het zoeken moest. Ik heb nog vaak mijn oude cursusmateriaal als naslag gebruikt, in het bijzonder voor leerlingen die in het land van herkomst al heel goed rekenen en algebra hadden gehad.
Tweekrings radio 1985
En hiermee ben ik aan het einde van 'over mij'. Dat ik de weg in de elektronica toch weer heb teruggevonden komt natuurlijk wel door mijn pensionering, maar ook doordat een paar jaar daarvoor mijn dochter tijdens het opruimen van de schuur met een voor haar vreemd voorwerp kwam opdagen, met de vraag: "Papa, wat is dit?" Het bleek het chassis te zijn van mijn oude tweekringer, het radiootje dat ik in m'n jeugd had gebouwd. Tja, nu ik toch tijd genoeg heb, kan ik hem wel weer aan de praat krijgen, dacht ik zo. En zo heb ik voor mijzelf maar een werkplaats ingericht en vind ik daar verder mijn weg.
NVHR (Nederlandse Vereniging voor de Historie van de Radio)
Reparatiedag NVHR Foto: Piet Blaas
Om meer inhoud aan de hobby te geven ben ik lid geworden van de 'oude-radioclub' NVHR, loop ik beurzen af, koop ik oude onder-delen en daar maak ik dingen van of repareer ze. Sinds kort maak deel uit van het NVHR-reparatie-team en ben ik actief op de reparatiedagen die de vereniging landelijk organiseert. Wat ik tot slot nog wel aardig vind om te vermelden, is dat ik voor de NVHR heb meegewerkt aan de totstandkoming van de internetcursus 'Radiotechniek voor Beginners'. In eerste instantie ter ondersteuning van het Nederlands. Later is ook gewerkt aan het hoofdstuk 'Materialen en Onderdelen' dat voor een belangrijk deel van mijn hand is.
Toch nog Middelbaar elektronicus
Na de totstandkoming van de internetcursus had ik het besluit genomen om zelf de studie weer op te vatten. Wat ik bij Rens & Rens was begonnen, was immers nooit afgemaakt. Het was blijven steken bij 'Elektronica monteur' van het NERG. Middelbaar elektronicus was altijd nog een grote wens en feitelijk wat mijn ouders voor mij hadden bedacht.
'Dirksen Opleidingen' te Elst was toen nog de enige die deze opleiding nog in haar curriculum had en heb ik mij aangemeld. Ik ben er bijna 4 jaar mee bezig geweest en uiteindelijk is het goed verlopen.